Voor de nieuwsbrief Monumentenzorg en Archeologie nummer 42 van gemeente Alkmaar schreef ik in december 2014 een artikel dat verkort werd opgenomen. Het krijgt mogelijk een vervolg in de volgende nieuwsbrief. Onderstaand is het artikel in zijn geheel te lezen.
Het onderzoek naar de historische houtskeletten in de binnenstad is een langer lopend project in uitvoering waaraan in nieuwsbrief nummer 41 al aandacht is besteed. De invenstarisatie richt zich op de nog aanwezige houtconstructies in de individuele panden langs de grachten en straten van Alkmaar. Middels dendrochronologisch onderzoek aan de hand van jaarringen wordt het constructiehout in hun bouwhistorische context systematisch gedateerd. Het blijkt hierbij eerder regel dan uitzondering dat de huizen binnen de reeds lang geslechte vestingwerken nog een houtconstructie bevatten die dateert vanaf de middeleeuwen. Uiteraard hebben de vroegste 15e eeuwse houten huizen de tand des tijds niet doorstaan; het brandgevaar was immers groot. Om het risico van brand te beperken verordonneerde het stadsbestuur in zogenaamde keuren vanaf de 16e eeuw bouwvoorschriften die een verstening van de houten huizen tot gevolg hadden. Dit hield in dat houten gevels voortaan in baksteen werden opgetrokken, stookplaatsen tegen gemetselde brandmuren werden geplaatst en rieten daken van stenen bedekkingen werden voorzien, namelijk keramische dakpannen. Mede door deze wijzigingen zijn enkele vroege houtskeletten bewaard gebleven. Het beste en meest gaaf overgebleven voorbeeld daarvan is het pand Mient 16. Jaarringenonderzoek heeft de kapperiode van het tweelaagse houtskelet vastgesteld op 1492 ±6 jaren.
Het doel van het onderzoek is het vastleggen en duiden van de typen hoofddraagconstructies van huizen in verschillende bouwperioden. Gedurende de 15e, 16e en 17e eeuw voltrok zich een geleidelijke ontwikkeling in de bouwmethodiek van houtskeletbouw naar traditionele stapelbouw. De vroegste vorm is het houtskelet met een reeks korbeelstellen achter elkaar, bestaande uit stijlen en (dek)balken die werden geschoord met korbelen. Onderdeel van de pen-en-gat verbinding tussen stijl, korbeel en de balk is het zogenaamde sleutelstuk. Als houtsoort werd in die periode eiken toegepast. De onderlinge afstand tussen de korbeelstellen was zodanig dat tussen de moerbalken zogenaamde kinderbinten nodig waren voor de overspanning van de vloer. Een dergelijke constructie wordt een samengestelde balklaag genoemd.
Later konden de balken worden opgelegd in de stenen bouwmuren. Onder de balkoplegging werd een houten, soms stenen, muurconsole toegepast. Hierdoor ontstond geleidelijk een bouwmethode met een, voor Alkmaar zeer kenmerkend, alternerend stelsel: de grote onderlinge afstand van de korbeelstellen met muurstijlen en moerbalken werd gehalveerd door er een balk tussen te leggen. De toepassing van kinderbinten werd hierdoor overbodig. De vloerdelen konden in één keer over de elkaar afwisselende hoofd- en tussenbalken worden gelegd. Een dergelijke vloerconstructie wordt een enkelvoudige balklaag genoemd. Aanvankelijk betrof dit aanpassingen van middeleeuwse houtskeletten die verband hielden met de verstening. Echter, er zijn in Alkmaar ook voorbeelden van alternerende stelsels die een oorspronkelijke ontstaansperiode kennen. Een voorbeeld hiervan is het voorhuis van Voordam 10, gedateerd 1566.
Vanaf het eerste kwart van de 17e eeuw werd de bouwmethode van houtskeletten verdrongen door traditionele stapelbouw, waarbij enkelvoudige balklagen direct in de steens bouwmuren werden opgelegd met toepassing van een muurconsole. De hoofddraagconstructie bestaat uit gestapelde bakstenen bouwmuren die een dragende functie hebben. De overgang in toepassing is ook hier geleidelijk geweest. Voorbeelden van alternerende stelsels uit die periode zijn schaars. De overgang wordt ook gemarkeerd door de toepassing van naaldhout, veelal grenen, in plaats van eiken. Een voorbeeld met alternerend stelsel is het voorhuis van Huigbrouwerstraat 5, waarbij uit het jaarringenonderzoek is gebleken dat in de periode tussen 1626 en 1629 een laat-15e eeuws houtskelet is aangepast.
Aangezien zowel de samengestelde als de enkelvoudige balklagen in die periode onderdeel waren van het interieur is het ook interessant te kijken naar de ontwikkeling van de profilering van sleutelstukken en consoles, in relatie tot de ontwikkeling van de hoofddraagconstructie. Vaak worden dergelijke profileringen gebruikt als globale datering voor een ontstaansperiode. Het is inderdaad zo dat de profileringen een stijlkenmerk van een bouwperiode zijn. Echter, het ontstaan en gebruik zijn lokaal verschillend. Daarnaast is van de bekende profileringen niet bekend hoe lang ze eigenlijk werden toegepast. Ook dat blijkt regionaal te verschillen. De in Alkmaar aangetroffen profileringen kunnen net als in andere steden worden onderverdeeld in drie hoofdgroepen: peerkraal, ojief en simaas. De laatste twee worden ook wel omschreven als kroonlijstprofileringen. De peerkraal is een gotische vorm die is ontleend aan de in die periode veel voorkomende profilering van gewelfribben. De ojief is een S-vormig profiel van een in- en uitzwenkende lijn van hol naar bol en heeft ook een gotische oorsprong, maar markeert in Alkmaar de overgang naar de Hollandse renaissance (zie tekening sleutelstuk kroonlijstprofiel Verdronkenoord 67). In de Hollandse renaissance kwam de simaas, oorspronkelijk onderdeel van het klassieke hoofdgestel, weer in zwang. Het S-vormig profiel is hier opgebouwd uit twee kwart cirkels hol en bol gescheiden door een bandje. Als voorbeeld geldt de consoleprofilering van de enkelvoudige grenen balklaag van Mient 14 uit 1631.
Zowel de ojief als de simaas werden toegepast in tot kroonlijst samengestelde profileringen. Een bijzondere uitvoering is de combinatie met zwanenhalskorbelen, waarbij de S-vorm in de voorzijde van het korbeel onderdeel is van het samengestelde profiel. Voorbeelden hiervan in combinatie met ojief-profileringen zijn Sint Annastraat 13 uit 1575, Gedempte Nieuwesloot 21 uit 1592, Fnidsen 58 uit 1607 en Mient 10 uit 1613. Het betreft in alle gevallen oorspronkelijke alternerende stelsels.
Recent is het pand Sint Annastraat 13 in bezit gekomen van Van Alckmaer voor Wonen. Als gevolg van de ligging op de hoek met het Fnidsen is het rijksmonument zeer beeldbepalend. Ter voorbereiding op de restauratie en herinrichting is in overleg een recent verlaagd plafond verwijderd waardoor de gelegenheid ontstond het eiken houtskelet met zwanenhalskorbelen vanaf de begane grond te bemonsteren. Een grondige restauratie heeft plaats gevonden in 1961. Het historische voorhuis met hoge ruimte bestaat uit vier balkvakken, elk gesplitst in tweeën door een alternerende tussenbalk op geprofileerde consoles. De kapperiode van het eikenhout is gedateerd op de herfst of winter van 1575. Het achterhuis kent een extra tussenverdieping, die dateerde voorjaar of zomer 1588. De enkelvoudige eiken balklaag van de zoldervloer dateerde herfst of winter 1586. In de ontwikkeling van de bouwmassa is dus slechts van een beperkte bouwfasering sprake tussen voor- en achterhuis.
Onlangs stuitten we op een verrassing bij het dateringsonderzoek van Verdronkenoord 67. Zoals zo vaak bleek ook hier vanaf de straat niet direct dat we te maken zouden kunnen hebben met een pand met middeleeuws houtskelet op de eerste bouwlaag. Wat betreft de typologie betreft het een diephuis, waarbij het woonhuis de breedte van het smalle maar diepe perceel beslaat. Het zadeldak strekt zich uit in de lengterichting van het perceel, met de nokrichting min of meer haaks op de straat. De enkelvoudige balklaag van de tweede verdiepingsvloer met kwartrond geprofileerde grenen balken duidde al op een ophoging rond of in het laatste kwart van de 17e eeuw.
Het feit dat na ontmanteling van gangplafonds op de begane grond een eiken korbeelstel met peerkraal sleutelstuk te voorschijn kwam wekte de verwachting dat het wel eens om het in oorsprong oudste huis van Alkmaar zou kunnen gaan. Het sleutelstuk met peerkraal heeft gesneden rozetten op de afgeschuinde zijkanten en aan de onderzijde een met maantjes behakte sierlijst langs de peerkraal. Het is op deze manier niet eerder in Alkmaar aangetroffen. Een tweede peerkraal is beschadigd overgeleverd, maar de overige gotische korbeelstellen zijn slechts rudimentair aanwezig. Een tweede verrassing was dat de verdiepingsvloer niet samengesteld bleek te zijn met kinderbinten, maar dat een aternerend stelsel is toegepast. Daar komt nog bij, dat ook hier korbeelstellen met muurstijlen, korbelen en sleutelstukken zijn toegepast, dus geen balken opgelegd in de steens bouwmuren zoals bij het merendeel van de in Alkmaar aangetroffen alternerende stelsels. De ojief-profilering van de sleutelstukken deed direct een andere bouwfase vermoeden, waarbij het oorspronkelijk gotische diephuis kon zijn aangepast. Je denkt dan al snel aan een faseverschil van een halve eeuw. Niets bleek echter minder waar.
Het dendrochronologisch onderzoek heeft uitgewezen dat het gotische houtskelet op zijn vroegst 1563 ±6 dateerde en het alternerende houtskelet met ojief-profilering 1576. Niet alleen is het faseverschil opvallend klein, ook is het gotisch houtskelet lang niet zo oud als vermeend. Hieruit blijkt dat de gotische peerkraal als vormentaal langer dienst heeft gedaan dan gedacht. De vondst in Verdronkenoord 67 van twee alternerende eiken houtskeletten met klein faseverschil in bouwcampagnes is voor Alkmaar uniek te noemen tot nu toe. Toch staat het geval niet op zichzelf wanneer het wordt vergeleken met gelijksoortig onderzoek dat is uitgevoerd in Amsterdam in 2012. Het vertoont overeenkomsten met het pand Lange Niezel 16. Hier bestaat het alternerend stelsel uit de combinatie van het gotische houtskelet met peerkraal (ongedateerd) met tussenbalken met kroonlijstprofilering gedateerd 1547-1551. Het vormt een extra bevestiging dat de overgang tussen gotische en renaissancistische vormgeving in Amsterdam rond het midden van de 16e eeuw plaats vond. Op basis van het onderzoek bij Verdronkenoord 67 lijkt het aannemelijk te veronderstellen dat Alkmaar als kleine provinciestad in dat opzicht 15 tot 20 jaren achter liep op de huidige hoofdstad.